"Helemaal ingepakt en bewapend met een rode koptelefoon en rubberen handschoenen grijp ik naar één van de vele afgebroken bloemkool-stammetjes die aan een razende snelheid langs me passeren. Het is mijn taak om deze afgebroken stammetjes te verwijderen van de lopende band.
Mijn handen gaan tekeer als de op hol geslagen hamertjes van een oude typemachine. Mijn pupillen slaan onophoudelijk van rechts naar links en ik wordt duizelig.
Plots staat de band stil maar ben ik degene die aan het bewegen ben. Mijn handen maken steeds meer fouten terwijl mijn ogen er zich heel bewust van zijn.
Toch blijf ik de zelfde handeling op automatische piloot uitvoeren net zoals de voorbije zes uur.
Het lijkt alsof mijn lichaam zichzelf aan het besturen is. Ik hoor niets buiten mijn gedachten en tegelijkertijd ben ik niet aan het nadenken.
Verstand op nul. Waarom doe ik dit?"
Dit was mijn eerste ervaring als bandwerker in een groentefabriek.
Het was een tijdelijke job, maar voor veel mensen is dit leven van routine dag in dag uit de realiteit.
In mijn werk probeer ik een beeld te scheppen van deze wereld vol automatisering, bevreemding en absurditeit.
Daarbij gaat het niet enkel over de dagelijkse sleur van het arbeidersleven, maar ook over wat dat met onze levens- en denkwijze doet.